woensdag 19 oktober 2011

Week 3 - De opvang

De laatste jaren vluchten steeds meer kinderen en jongeren alleen naar Europa. Deze kinderen en jongeren hebben omwille van hun jonge leeftijd, grote nood aan gepaste opvang, begeleiding en bescherming. In 2004 werd er een definitie gemaakt voor niet-begeleide minderjarige vluchteling.

“Een niet-begeleide minderjarige is een persoon van minder dan 18 jaar oud, die niet begeleid is door zijn ouders of zijn voogd, die onderdaan is van een land dat geen lid is van de Europese Economische ruimte en die ofwel asiel heeft aangevraagd ofwel in illegaal verblijf is.”


Voogdijdienst

Wanneer niet-begeleide minderjarige vluchtelingen in contact komen met de Dienst Vreemdelingenzaken of de politie, wordt de Voogdijdienst op de hoogte gebracht. Deze dienst is verantwoordelijk voor de identificatie van de jongere, ze moet zorgen dat de kinderen meteen opvang krijgen en zij wijzen de jongere een voogd toe. Sinds 2004 moeten alle niet-begeleide jongeren namelijk een voogd hebben. De voogd moet hen helpen bij het indienen van een asielaanvraag, het zoeken naar een advocaat en het vinden van een geschikte school. De voogd wordt eigenlijk ook een beetje een vertrouwenspersoon en heeft ook een begeleidende functie. De voogd kan de jongere helpen door bijvoorbeeld een luisterend oor te bieden. Van een voogd wordt verwacht dat hij minstens 2 Ć  3 keer per maand bij de jongere op bezoek gaat.

Er is een groot gebrek aan voogden, ook al is een voogd verplicht. Er zijn 2 soorten voogden: de vrijwillige voogd en de professionele voogd. Er zijn veel professionele voogden gezien er te weinig vrijwillige voogden zich aanbieden. De professionele voogden hebben vaak een heleboel kinderen onder hun hoede waardoor zij minder begeleiding kunnen bieden dan vrijwillige voogden. Als je voogd wil worden krijg je een opleiding van 4 dagen waarin je een overzicht krijgt van alle instanties die met vluchtelingenbeleid te maken hebben, je leert over de opvangmogelijkheden en over de rechten van het kind. Het is niet verplicht dat een voogd de Belgische nationaliteit heeft.


Observatie- en oriƫntatiecentrum

De eerste opvang van een minderjarige niet-begeleide vluchteling gebeurt in een observatie- en oriƫntatiecentrum. Fedasil heeft zo 2 centra: in Steenokkerzeel en Neder-over-Heembeek. Beide centra hebben 50 plaatsen. De opvang in het observatie- en oriƫntatiecentrum heeft eigenlijk 2 doelstellingen. Ten eerste wil men te weten komen of de jongere inderdaad niet begeleid en minderjarig is. Ten tweede maakt men in het OOC een eerste medische, psychologische en sociale profielschets van de jongere. Dit doet men via observatie. De bedoeling hiervan is om te bepalen hoe de jongere best opgevangen kan worden en welke ondersteuning hij of zij nodig heeft. Dit is de oriƫntatie. De jongeren verblijven 2 tot 4 weken in dit centrum.


Aangepaste opvang

Zoals daarnet gezegd, gaat men de jongere dan opvang op maat geven. De jongere kan bijvoorbeeld ondergebracht worden bij vrienden en familie, in een pleeggezin of in een opvangcentrum. De meeste jongeren komen terecht in een opvangcentrum. De jongeren worden daar opgevangen in aparte structuren. Ze zitten in leefgroepen die elk hun eigen team van begeleiders, opvoeders en indien nodig psychologen hebben. De jongeren die geĆÆnterviewd werden voor het boek vertellen dat het leven in zo’n opvangcentrum niet makkelijk is. In een asielcentrum leef je namelijk met veel mensen samen uit allerlei verschillende landen. Iedereen heeft zijn eigen taal en cultuur. Je leeft in groepen, dus je hebt geen privacy. Bovendien hebben de jongeren er het moeilijk mee dat zij steeds moeten verhuizen. Ze vinden zo niet snel een thuis en hebben de neiging enkel zichzelf te vertrouwen. Ze willen zich niet hechten omdat je maar nooit weet hoelang je mag blijven.

Gyselinde uit Angola vertelt het volgende over het leven van haar en haar zussen in het opvangcentrum in Sint-Truiden:

Sint-Truiden is een heel groot opvangcentrum. We hebben er Ć©Ć©n jaar gewoond. Het was een open huis. We konden naar buiten en alles doen wat we wilden, maar we moesten ’s avonds wel op tijd weer binnen zijn. Er werd daar niet zo goed voor ons gezorgd. Het was er te groot, er waren veel te veel mensen, zo veel verschillende mensen. als we ziek waren konden de begeleiders ons niet altijd helpen. We moesten zelf naar de dokter gaan en alles oplossen. We liepen er verloren. We hadden geen thuis. De toiletten waren altijd vies. Het eten was nooit op tijd klaar, maar we moeten het eten zoals het op tafel kwam. We hadden daar vaak ruzie met de andere mensen. we hadden daar een vriendin, maar die maakte over alles problemen. Ze maakte problemen over haar kamer, over de douches. Over alles. Het was er moeilijk leven. Toen zijn we naar Ieper overgebracht, naar weer een ander opvangcentrum. Eerst waren we er angstig, we hadden stress. We hadden al zo veel keer moeten verhuizen. We lachten niet meer. Ik was heel ernstig in die tijd. Ik vertrouwde nog maar weinig mensen. Ik voelde me verantwoordelijk voor mijn zussen. (pp. 21-26)

Uiteraard moeten de jongeren ook naar school gaan in Belgiƫ. Eerst gaan zij naar opvangklas voor anderstalige nieuwkomers (OKAN). Hier krijgen zij intensieve taaltraining en worden ze voorbereid op het gewone onderwijs. De leerlingen zitten niet per leeftijd, maar per niveau samen. Het is de bedoeling dat de kinderen 1 jaar in deze OKAN-klas zit en daarna doorstroomt naar het gewone onderwijs.

Indien je een les zou moeten geven over vluchtelingen is dit filmpje zeer bruikbaar. Het gaat over waar vluchtelingen vandaan komen en vooral over het leven in een opvangcentrum. Zo kunnen leerlingen met hun eigen ogen aanzien dat het leven in een opvangcentrum toch niet zo makkelijk is dan dat zijn misschien denken.



Andere opvangmogelijkheden

Na 4 tot 12 maanden zijn er ook andere opvangmogelijkheden. De jongere kan in het opvangcentrum blijven, maar opvang bij bijvoorbeeld vrienden, familie, een pleeggezin of anderen zijn mogelijk. Rana komt bijvoorbeeld in een begeleidingshuis voor kinderen uit moeilijke gezinnen terecht. Vinny heeft bij een pleeggezin gewoond. Xiartdaa woont momenteel in een pleeggezin. Voor jongeren tussen 17 en 18 is begeleid zelfstandig wonen mogelijk.


Einde van het opvangtraject

Tot zijn 18e mag een niet-begeleide minderjarige vluchteling niet uitgewezen worden, ongeacht het feit of hij wel of niet asiel heeft aangevraagd. Als hij voor zijn 18e erkend wordt als vluchteling of een ander verblijfsstatuut krijgt, dan heeft hij recht op financiƫle steun van een OCMW. Als de jongere 18 wordt en er is nog geen beslissing over zijn asielaanvraag, gaat hij naar een opvangstructuur voor volwassen asielzoekers. Als de jongere 18 wordt en geen verblijfsvergunning meer bezit, moet hij het opvangnetwerk verlaten.




Bronnen

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN, De opvang van niet-begeleide minderjarigen, internet, 19 oktober 2011, (http://www.vluchtelingenwerk.be/thema/opvang_nbm.php).

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN, Jonge vreemdelingen en vluchtelingen, internet, 19 oktober 2011, (http://www.vluchtelingenwerk.be/thema/jonge_vluchtelingen.php).

FEDASIL, Minderjarigen, internet, 2011, (http://www.fedasil.be/home/minors).

FEDASIL, Het traject van niet-begeleide buitenlandse minderjarige, internet, 2011, (http://www.fedasil.be/nl/home/nbbmtour).

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN, De voogdijregelingen, internet, 19 oktober 2011, (http://www.vluchtelingenwerk.be/thema/voogdijregeling.php).

KRUISPUNT MIGRATIE-INTEGRATIE, OCMW en Opvang, Niet-begeleide minderjarigen, internet, (19 oktober 2011), (http://www.kruispuntmi.be/vreemdelingenrecht/wegwijs.aspx?id=330).

KRUISPUNT MIGRATIE-INTEGRATIE, Opvang van asielzoekers, Asielzoekers in procedure, internet, (19 oktober 2011), (http://www.kruispuntmi.be/vreemdelingenrecht/wegwijs.aspx?id=292).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten